rondzeilen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van rondzeilen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | rondzeilen | rond te zeilen | ||||||
toekomend | zullen rondzeilen rond zullen zeilen |
te zullen rondzeilen rond te zullen zeilen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben rondgezeild | te hebben rondgezeild | ||||||
toekomend | rondgezeild zullen hebben | rondgezeild te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
rondzeilend | rondgezeild | ev. zeil rond |
mv. verouderd zeilt rond |
zeile rond (bijzin) rondzeile | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | zeil rond | zeilt rond | zeilt rond | zeilt rond | zeilt rond | zeilen rond | zeilen rond | zeilen rond | |
verleden (o.v.t.) | zeilde rond | zeilde rond | zeilde rond | zeilde rond | zeilde rond | zeilden rond | zeilden rond | zeilden rond | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal rondzeilen | zult/zal rondzeilen | zult/zal rondzeilen | zult rondzeilen | zal rondzeilen | zullen rondzeilen | zullen rondzeilen | zullen rondzeilen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou rondzeilen | zou rondzeilen | zou(dt) rondzeilen | zoudt rondzeilen | zou rondzeilen | zouden rondzeilen | zouden rondzeilen | zouden rondzeilen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | rondzeil | rondzeilt | rondzeilt | rondzeilt | rondzeilt | rondzeilen | rondzeilen | rondzeilen | |
verleden (o.v.t.) | rondzeilde | rondzeilde | rondzeilde | rondzeilde | rondzeilde | rondzeilden | rondzeilden | rondzeilden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal rondzeilen rond zal zeilen |
zult/zal rondzeilen rond zult/zal zeilen |
zult/zal rondzeilen rond zult/zal zeilen |
zult rondzeilen rond zult zeilen |
zal rondzeilen rond zal zeilen |
zullen rondzeilen rond zullen zeilen |
zullen rondzeilen rond zullen zeilen |
zullen rondzeilen rond zullen zeilen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou rondzeilen rond zou zeilen |
zou rondzeilen rond zou zeilen |
zou(dt) rondzeilen rond zou(dt) zeilen |
zoudt rondzeilen rond zoudt zeilen |
zou rondzeilen rond zou zeilen |
zouden rondzeilen rond zouden zeilen |
zouden rondzeilen rond zouden zeilen |
zouden rondzeilen rond zouden zeilen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb rondgezeild | hebt rondgezeild | hebt/heeft rondgezeild | hebt rondgezeild | heeft rondgezeild | hebben rondgezeild | hebben rondgezeild | hebben rondgezeild | |
verleden (v.v.t.) | had rondgezeild | had rondgezeild | had rondgezeild | hadt rondgezeild | had rondgezeild | hadden rondgezeild | hadden rondgezeild | hadden rondgezeild | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal rondgezeild hebben | zal/zult rondgezeild hebben | zult/zal rondgezeild hebben | zult rondgezeild hebben | zal rondgezeild hebben | zullen rondgezeild hebben | zullen rondgezeild hebben | zullen rondgezeild hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou rondgezeild hebben | zou rondgezeild hebben | zou/zoudt rondgezeild hebben | zoudt rondgezeild hebben | zou rondgezeild hebben | zouden rondgezeild hebben | zouden rondgezeild hebben | zouden rondgezeild hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm rondgezeild worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt rondgezeild | er is rondgezeild | |||||||
verleden | er werd rondgezeild | er was rondgezeild | |||||||
toekomend | er zal rondgezeild worden | er zal rondgezeild zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou rondgezeild worden | er zou rondgezeild zijn |