rondpompen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van rondpompen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | rondpompen | rond te pompen | ||||||
toekomend | zullen rondpompen rond zullen pompen |
te zullen rondpompen rond te zullen pompen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben rondgepompt | te hebben rondgepompt | ||||||
toekomend | rondgepompt zullen hebben | rondgepompt te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
rondpompend | rondgepompt | ev. pomp rond |
mv. verouderd pompt rond |
pompe rond (bijzin) rondpompe | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | pomp rond | pompt rond | pompt rond | pompt rond | pompt rond | pompen rond | pompen rond | pompen rond | |
verleden (o.v.t.) | pompte rond | pompte rond | pompte rond | pompte rond | pompte rond | pompten rond | pompten rond | pompten rond | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal rondpompen | zult/zal rondpompen | zult/zal rondpompen | zult rondpompen | zal rondpompen | zullen rondpompen | zullen rondpompen | zullen rondpompen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou rondpompen | zou rondpompen | zou(dt) rondpompen | zoudt rondpompen | zou rondpompen | zouden rondpompen | zouden rondpompen | zouden rondpompen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | rondpomp | rondpompt | rondpompt | rondpompt | rondpompt | rondpompen | rondpompen | rondpompen | |
verleden (o.v.t.) | rondpompte | rondpompte | rondpompte | rondpompte | rondpompte | rondpompten | rondpompten | rondpompten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal rondpompen rond zal pompen |
zult/zal rondpompen rond zult/zal pompen |
zult/zal rondpompen rond zult/zal pompen |
zult rondpompen rond zult pompen |
zal rondpompen rond zal pompen |
zullen rondpompen rond zullen pompen |
zullen rondpompen rond zullen pompen |
zullen rondpompen rond zullen pompen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou rondpompen rond zou pompen |
zou rondpompen rond zou pompen |
zou(dt) rondpompen rond zou(dt) pompen |
zoudt rondpompen rond zoudt pompen |
zou rondpompen rond zou pompen |
zouden rondpompen rond zouden pompen |
zouden rondpompen rond zouden pompen |
zouden rondpompen rond zouden pompen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb rondgepompt | hebt rondgepompt | hebt/heeft rondgepompt | hebt rondgepompt | heeft rondgepompt | hebben rondgepompt | hebben rondgepompt | hebben rondgepompt | |
verleden (v.v.t.) | had rondgepompt | had rondgepompt | had rondgepompt | hadt rondgepompt | had rondgepompt | hadden rondgepompt | hadden rondgepompt | hadden rondgepompt | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal rondgepompt hebben | zal/zult rondgepompt hebben | zult/zal rondgepompt hebben | zult rondgepompt hebben | zal rondgepompt hebben | zullen rondgepompt hebben | zullen rondgepompt hebben | zullen rondgepompt hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou rondgepompt hebben | zou rondgepompt hebben | zou/zoudt rondgepompt hebben | zoudt rondgepompt hebben | zou rondgepompt hebben | zouden rondgepompt hebben | zouden rondgepompt hebben | zouden rondgepompt hebben |