rondo
- ron·do
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘muziekstuk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1772 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rondo | rondo's |
verkleinwoord | rondootje | rondootjes |
het rondo o
- (voeding) een ronde, met amandelspijs gevulde koek
- Bij de bakker had zij een lekkere rondo gekocht.
- (muziek) een uit de middeleeuwen afkomstige vers- en muziekvorm
- (sport) een spel dat voetbalteams soms aan het einde van de warming-up spelen, waarbij een groep spelers rondom een andere voetballer staat en de bal naar elkaar speelt terwijl de voetballer in het midden probeert die af te pakken[2]
- [3] lummelen
- [1] kano
- Het woord rondo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rondo" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "rondo" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Zoutman, Jan. "Basisvormen in het voetbal (deel 3): de rondo" op trainerssiter.nl.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vervoeging van |
---|
rondar |
rondo
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van rondar