Een voetbalteam bezig met de warming-up.
  • war·ming-up
enkelvoud meervoud
naamwoord warming-up warming-ups
verkleinwoord warming-upje warming-upjes

de warming-upm [1]

  1. wordt doorgaans gedaan voorafgaand aan een training of sportbeoefening. Over het algemeen bestaat een warming-up uit een geleidelijke verhoging van de lichamelijke activiteit, zodat de spieren warm worden en de hartslag omhooggaat.
    • Als enige deed Philippe Gilbert donderdagmiddag in De Panne zijn warming-up voor de afsluitende tijdrit met een koelvest aan. Teken van gedrevenheid, enkele dagen voor de Ronde van Vlaanderen? „De conditie is goed en dan is het hoofd ook goed”, sprak hij na afloop stralend bij de Vlaamse tv-zender Sporza. Zevende in de door de Australiër Luke Durbridge gewonnen slottijdrit, ruimschoots voldoende voor winst in het eindklassement van de 41ste editie van de Driedaagse De Panne-Koksijde. Terug aan de top. [2] 
98 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Maarten Scholten 31 maart 2017
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be