revitaliseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van revitaliseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | revitaliseren | te revitaliseren | ||||||||
toekomend | zullen revitaliseren | te zullen revitaliseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gerevitaliseerd | te hebben gerevitaliseerd | ||||||||
toekomend | gerevitaliseerd zullen hebben | gerevitaliseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
revitaliserend | gerevitaliseerd | ev. revitaliseer |
mv. verouderd revitaliseert |
revitalisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | revitaliseer | revitaliseert | revitaliseert | revitaliseert | revitaliseert | revitaliseren | revitaliseren | revitaliseren | |||
verleden (o.v.t.) | revitaliseerde | revitaliseerde | revitaliseerde | revitaliseerde | revitaliseerde | revitaliseerden | revitaliseerden | revitaliseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal revitaliseren | zult/zal revitaliseren | zult/zal revitaliseren | zult revitaliseren | zal revitaliseren | zullen revitaliseren | zullen revitaliseren | zullen revitaliseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou revitaliseren | zou revitaliseren | zou(dt) revitaliseren | zoudt revitaliseren | zou revitaliseren | zouden revitaliseren | zouden revitaliseren | zouden revitaliseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gerevitaliseerd | hebt gerevitaliseerd | hebt/heeft gerevitaliseerd | hebt gerevitaliseerd | heeft gerevitaliseerd | hebben gerevitaliseerd | hebben gerevitaliseerd | hebben gerevitaliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gerevitaliseerd | had gerevitaliseerd | had gerevitaliseerd | hadt gerevitaliseerd | had gerevitaliseerd | hadden gerevitaliseerd | hadden gerevitaliseerd | hadden gerevitaliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gerevitaliseerd hebben | zal/zult gerevitaliseerd hebben | zult/zal gerevitaliseerd hebben | zult gerevitaliseerd hebben | zal gerevitaliseerd hebben | zullen gerevitaliseerd hebben | zullen gerevitaliseerd hebben | zullen gerevitaliseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gerevitaliseerd hebben | zou gerevitaliseerd hebben | zou/zoudt gerevitaliseerd hebben | zoudt gerevitaliseerd hebben | zou gerevitaliseerd hebben | zouden gerevitaliseerd hebben | zouden gerevitaliseerd hebben | zouden gerevitaliseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gerevitaliseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gerevitaliseerd | er is gerevitaliseerd | |||||||||
verleden | er werd gerevitaliseerd | er was gerevitaliseerd | |||||||||
toekomend | er zal gerevitaliseerd worden | er zal gerevitaliseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gerevitaliseerd worden | er zou gerevitaliseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gerevitaliseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gerevitaliseerd worden | gerevitaliseerd te worden | ||||||||
toekomend | gerevitaliseerd zullen worden | gerevitaliseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gerevitaliseerd zijn | gerevitaliseerd te zijn | ||||||||
toekomend | gerevitaliseerd zullen zijn | gerevitaliseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gerevitaliseerd | wordt gerevitaliseerd | wordt gerevitaliseerd | wordt gerevitaliseerd | wordt gerevitaliseerd | worden gerevitaliseerd | worden gerevitaliseerd | worden gerevitaliseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gerevitaliseerd | werd gerevitaliseerd | werd gerevitaliseerd | werdt gerevitaliseerd | werd gerevitaliseerd | werden gerevitaliseerd | werden gerevitaliseerd | werden gerevitaliseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gerevitaliseerd worden | zult gerevitaliseerd worden | zult gerevitaliseerd worden | zult gerevitaliseerd worden | zal gerevitaliseerd worden | zullen gerevitaliseerd worden | zullen gerevitaliseerd worden | zullen gerevitaliseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gerevitaliseerd worden | zou gerevitaliseerd worden | zou/zoudt gerevitaliseerd worden | zoudt gerevitaliseerd worden | zou gerevitaliseerd worden | zouden gerevitaliseerd worden | zouden gerevitaliseerd worden | zouden gerevitaliseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gerevitaliseerd | bent gerevitaliseerd | bent/is gerevitaliseerd | zijt gerevitaliseerd | is gerevitaliseerd | zijn gerevitaliseerd | zijn gerevitaliseerd | zijn gerevitaliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gerevitaliseerd | was gerevitaliseerd | was gerevitaliseerd | waart gerevitaliseerd | was gerevitaliseerd | waren gerevitaliseerd | waren gerevitaliseerd | waren gerevitaliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gerevitaliseerd zijn | zult gerevitaliseerd zijn | zult gerevitaliseerd zijn | zult gerevitaliseerd zijn | zal gerevitaliseerd zijn | zullen gerevitaliseerd zijn | zullen gerevitaliseerd zijn | zullen gerevitaliseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gerevitaliseerd zijn | zou gerevitaliseerd zijn | zou/zoudt gerevitaliseerd zijn | zoudt gerevitaliseerd zijn | zou gerevitaliseerd zijn | zouden gerevitaliseerd zijn | zouden gerevitaliseerd zijn | zouden gerevitaliseerd zijn |