retrospectief
- re·tro·spec·tief
- afgeleid van retrospectie met het achtervoegsel -ief
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | retrospectief | retrospectiever | retrospectiefst |
verbogen | retrospectieve | retrospectievere | retrospectiefste |
partitief | retrospectiefs | retrospectievers | - |
retrospectief
- terugkijkend naar het verleden
- In dat verhaal komen veel retrospectieve elementen voor.
1. terugkijkend naar het verleden
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | retrospectief | retrospectieven |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
het retrospectief o
- overzicht van iemands oeuvre (waarin dus wordt teruggekeken)
1. overzicht van iemands oeuvre (waarin dus wordt teruggekeken)
- Het woord retrospectief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "retrospectief" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be