rep
- rep
vervoeging van |
---|
reppen |
rep
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reppen
- Ik rep.
- gebiedende wijs van reppen
- Rep!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reppen
- Rep je?
- Het woord rep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- rep
Naar frequentie | 3579 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | rep | repet | rep | repen |
genitief | reps | repets | reps | repens |
rep, o
- koord, touw
- «Bergsklättrarna lämnar tomma syrgastuber, tält, rep och annat uppe på berget.»
- De bergbeklimmers laten lege zuurstofbuizen, tenten, touwen en andere dingen achter op de berg.
- «Bergsklättrarna lämnar tomma syrgastuber, tält, rep och annat uppe på berget.»
- (spreektaal), (verkorting) afkorting van repetition zn
- [1]: repslagare zn
- [1]: repstege zn
- [1]: hoppa rep
rep