koord
- koord
- via Middelnederlands corde van Frans corde, in de betekenis van ‘touw’ voor het eerst aangetroffen in 1277 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koord | koorden |
verkleinwoord | koordje | koordjes |
- streng van in elkaar gedraaide vezels, gebruikt als middel om zaken bij elkaar te binden of trekkracht uit te oefenen
- Het koord brak en de lading viel van het dak af.
1. streng van in elkaar gedraaide vezels
- Het woord koord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "koord" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ koord op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "koord" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be