• tross
  • Afkomstig van de Middelnededuitse woorden  trotz vz  en  tros vz 
  • Verwant met het Duitse woord  trotz vz  en het Nederlandse woord  trots vz 
Naar frequentie 1654

tross

  1. in weerwil van, niettegenstaande dat, ondanks, spijts, trots
    «Arkeolog Janne Oppvang opplyser at gravearbeidet vil fortsette som planlagt tross beinfunnene.»
    Archeoloog Janne Oppvang stelt dat de opgravingen ondanks de botvondsten doorgaan zoals gepland.


  • tross
  • Afkomstig van de Middelnededuitse woorden  trotz vz  en  tros vz 
  • Verwant met het Duitse woord  trotz vz  en het Nederlandse woord  trots vz 

tross

  1. in weerwil van, niettegenstaande dat, ondanks, spijts, trots