redder
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- red·der
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van redden met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | redder | redders |
verkleinwoord | reddertje | reddertjes |
Zelfstandig naamwoord
de redder m
- iemand die iemand anders redt
- ▸ Bari, een machtige havenstad, riep hem al gauw uit tot 'redder op zee'. En de Noormannen, die Bari in bezit hadden, brachten hun verering voor de 'schutspatroon aller zeelieden' over naar Noord-Europa.[1]
- (beroep) iemand die getraind is om andere mensen te redden
Antoniemen
- redster (vrouwelijke vorm)
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
redderen |
redder
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van redderen
- Ik redder.
- gebiedende wijs van redderen
- Redder!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van redderen
- Redder je?
Gangbaarheid
- Het woord redder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "redder" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 10
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Deens
Uitspraak
Woordafbreking
- red·der
Woordherkomst en -opbouw
- Zelfstandig naamwoord: naamwoord van handeling van het Deense werkwoord redde met het achtervoegsel -er
Naar frequentie | 2384 |
---|
Werkwoord
redder
- tegenwoordige tijd aantonende wijs lijdende vorm van redde
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | redder | redderen | reddere | redderne |
genitief | redders | redderens | redderes | reddernes |
Zelfstandig naamwoord
Afgeleide begrippen
- [1-2]: livredder
Verwijzingen
- redder in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
Noors
Uitspraak
Woordafbreking
- red·der
Woordherkomst en -opbouw
- Zelfstandig naamwoord: naamwoord van handeling van het Noorse werkwoord redde met het achtervoegsel -er
Naar frequentie | 2926 |
---|
Werkwoord
redder
- tegenwoordige tijd aantonende wijs lijdende vorm van redde
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | redder | redderen | reddere | redderne |
genitief | redders | redderens | redderes | reddernes |
Zelfstandig naamwoord
Synoniemen
- [1]: redningsmann
Afgeleide begrippen
- [1-2]: livredder