• IPA: /ˈrɛdɛrɛ/
  • red·de·re
  • afgeleid van dare met het voorvoegsel re-
stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. act.
1e pers. enk.
ind. perf. act.
supinum
reddere reddō reddidī redditum
derde vervoeging volledig

reddere

  1. actief infinitief praesens van reddere
    1. teruggeven; het teruggeven van een bepaald voorwerp of voorwerpen
    2. vergelden; een schuld of boete voldoen
    3. betalen; de kosten voldoen
    4. offeren
    5. schenken; het geven van een voorwerp o.i.d. aan iemand anders
  2. passief imperatief praesens enkelvoud van reddere
    1. word teruggegeven!
    2. word vergolden!
    3. word betaald!
    4. word geofferd!
    5. word geschonken!

se reddere

  1. terugkeren; het gaan naar een eerder bezochte plaats of woonplaats