• IPA: /ˌrɛpraɛ̯sɛnˈtaːrɛ/
  • re·prae·sen·ta·re
stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. act.
1e pers. enk.
ind. perf. act.
supinum
rĕpraesĕntāre rĕpraesĕnto rĕpraesĕntāvi rĕpraesĕntātum
eerste vervoeging volledig

rĕpraesĕntāre

  1. verwezenlijken, (een doel of project) realiseren
  2. doen herleven (over); postklassiek: een vroegere stroming opnieuw laten gelden
  3. contant betalen, de kosten voldoen