• IPA: /ˈda.pi.naːrɛ/
  • da·pi·na·re
  • afgeleid van daps "plechtige maaltijd"
stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. act.
1e pers. enk.
ind. perf. act.
supinum
dapināre dapinō dapināvī dapinātum
eerste vervoeging volledig

dapināre

  1. actief infinitief praesens van dapināre
    1. opdienen
    2. betalen
  2. passief imperatief praesens enkelvoud van dapināre
    1. word opgediend!
    2. word betaald!