• recht·ma·tig
  • In de betekenis van ‘rechtvaardig’ voor het eerst aangetroffen in 1604 [1]
  • Leenvertaling uit Duits rechtmäßig; afgeleid van recht met het achtervoegsel -matig.
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen rechtmatig rechtmatiger rechtmatigst
verbogen rechtmatige rechtmatigere rechtmatigste
partitief rechtmatigs rechtmatigers -

rechtmatig

  1. volgens het recht, de wet
    • De gemeente is verantwoordelijk voor een rechtmatige uitvoering van de regeling. 
  • rechtmatige eigenaar
De regering van Zwitserland voert een wet in die het makkelijker moet maken om illegaal verkregen tegoeden van buitenlandse dictators in beslag te nemen en terug te geven aan de rechtmatige eigenaar. [2]
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]