rangschikken
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rang·schik·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘indelen in groepen’ voor het eerst aangetroffen in 1785 [1]
- samenstelling van rang en schikken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
rangschikken |
rangschikte |
gerangschikt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
rangschikken
- overgankelijk een bepaalde volgorde in iets aanbrengen
- De postzegelverzamelaar rangschikte zijn nieuwe aanwinsten naar jaar van uitgifte.
Synoniemen
Vertalingen
1. een bepaalde volgorde in iets aanbrengen
Gangbaarheid
- Het woord rangschikken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "rangschikken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |