• ra·men
  • In de betekenis van ‘schatten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1384 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ramen
raamde
geraamd
zwak -d volledig

ramen

  1. overgankelijk inschatten, vaak middels berekening
    • Dat wordt geraamd op drie miljoen euro. 

de ramenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord raam
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]


  • ra·men

ramen

  1. genitief meervoud van rameno