Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·men

Zelfstandig naamwoord

de armenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord arm
     Luidkeels schreeuwend en wild zwaaiend met mijn armen hoopte ik de mensen voor me te doen stoppen, maar ze waren te ver vooruit en zagen me niet.[1]

Zelfstandig naamwoord

de armenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord arme
Anagrammen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Iemand met open armen ontvangen
erg hartelijk ontvangen worden
slapen
  • Lange armen hebben
veel macht hebben [2]
  • met de armen over elkaar zitten
niet werken, niets uitvoeren
 En dan kon je niet met je armen over elkaar blijven zitten.[3]

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Dit moet je weten over een mui, een plek die je de zee in kan sleuren”, NOS-stories
  2. www.dbnl.org
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044632767
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Achterhoeks

Zelfstandig naamwoord

armen

  1. meervoud van arm


Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·men
Naar frequentie 2614

Zelfstandig naamwoord

armen, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van arm


Drents

Zelfstandig naamwoord

armen

  1. meervoud van arm


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

armen

  1. meervoud van arm


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·men
Naar frequentie 1258

Zelfstandig naamwoord

armen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van arm


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·men

Zelfstandig naamwoord

armen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van arm


Sallands

Zelfstandig naamwoord

armen

  1. meervoud van arm


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
armar

armen

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van armar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van armar
vervoeging van
armarse

armen

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van armarse
  2. gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van armarse


Twents

Zelfstandig naamwoord

armen

  1. meervoud van arm


Veluws

Zelfstandig naamwoord

armen

  1. meervoud van arm


Zweeds

Uitspraak
Woordafbreking
  • arm·en
Naar frequentie 1921

Zelfstandig naamwoord

armen

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van arm