• quiz
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vraag- en antwoordspel’ voor het eerst aangetroffen in 1952 [1]
  • van het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord quiz quizzen
verkleinwoord quizje quizjes

de quizm

  1. (spel) spel waarbij de deelnemers vragen moeten proberen te beantwoorden
    • Heeft u recentelijk met een quiz op televisie meegedaan? 
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]


  • quiz
enkelvoud meervoud
quiz quizzes

quiz

  1. (spel) quiz


  • quiz
enkelvoud meervoud
quiz quiz

quiz m

  1. (spel) quiz


quiz m

  1. (spel) quiz