• qua·ran·tai·ne
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afzondering’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1664 [1]. Uiteindelijk afgeleid van het Italiaanse quaranta (veertig). Schepen uit landen waar de pest heerste moesten in de veertiende eeuw in de Venetiaanse haven 40 dagen buiten de haven blijven liggen om zeker te weten dat er geen latente pest-gevallen aan boord waren.
enkelvoud meervoud
naamwoord quarantaine quarantaines
verkleinwoord - -

de quarantainev

  1. tijdelijke afzondering van personen, dieren of zaken die besmet zouden kunnen zijn met ziektekiemen
    • Italië sluit flink deel van het noorden af, 16 miljoen mensen in quarantaine. [2] 
97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]