• prop·pe·rig
  • afleiding van prop met het achtervoegsel -erig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen propperig propperiger propperigst
verbogen propperige propperigere propperigste
partitief propperigs propperigers -

propperig [1]

  1. van iets dat het druk, klein en vol is met veel kleine voorwerpen; resultaat van volproppen
    • Terwijl veel binnensteden knus en propperig zijn met tal van zijstraatjes, kenmerkt Hoogeveen zich door een lange rechte straat. Heel overzichtelijk. Maar tegelijk ook een manco. Wie bijvoorbeeld even de Blokker en de ANWB-winkel wil bezoeken, moet bijna een kilometer lopen. Of de auto pakken. [2] 
    • Volgens Theo-Bert maak je met een paar planten en bloemen al snel sfeer. En om het niet te propperig te maken, adviseert hij één grote plant als eyecatcher. ,,Koop bijvoorbeeld een Monstera: die heeft grote, opvallende bladeren. Of hang hier boven de bank een hangplant. Die kan mooi de olijfboom gezelschap houden.” Voor wie structureel water vergeet te geven: niet alle planten hebben wekelijks water nodig. [3] 
    • Hij ziet eruit als een propperige versie van John de Wolf, zónder manen, mét ringbaardje. Het verschil is dat Ferry de Kok niet voor, maar achter de camera staat. Een enorme met telelens. Hij maakt namelijk paparazzi-foto’s van bekende mensen. [4] 
88 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[5]