prop
- prop
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | prop | proppen |
verkleinwoord | propje | propjes |
- samengepakte massa weefsel of papier, vaak gebruikt om iets af te stoppen
- Hij zat propjes te schieten.
- (waterbeheer) bolder van houten staken op een rijshouten zinkstuk [4]
1. samengepakte massa weefsel of papier, vaak gebruikt om iets af te stoppen
vervoeging van |
---|
proppen |
prop
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van proppen
- Ik prop.
- gebiedende wijs van proppen
- Prop!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van proppen
- Prop je?
- Het woord prop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "prop" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "prop" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ prop op website: Etymologiebank.nl
- ↑ prop op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron L.G. van Breen“Holland's Rijshout” (1920), Oosterbaan en Le Cointre, Goes, p. 72
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
prop | props |
- [A] Van Middelengels proppe, wat weer komt van Middelnederlands proppe
- [B] Afkorting van property
- [C] Afkorting van propeller
- [D] Afkorting van proposition
- [E] Afkorting van propellant
[A] prop
[B] prop
[C] prop
- (techniek), (luchtvaart) propeller
[D] prop
[E] prop
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to prop |
he/she/it | props |
verleden tijd | propped |
voltooid deelwoord |
propped |
onvoltooid deelwoord |
propping |
gebiedende wijs | prop |
prop