professen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van professen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		professen			te professen
	toekomend		zullen professen			te zullen professen
voltooid	tegenwoordig		hebben geprofest			te hebben geprofest
	toekomend		geprofest zullen hebben			geprofest te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	professend		geprofest			ev. profes	mv. verouderd profest	professe
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	profes	profest	profest	profest	profest	professen	professen	professen
verleden (o.v.t.)	profeste	profeste	profeste	profeste	profeste	profesten	profesten	profesten
toekomend (o.t.t.t.)	zal professen	zult/zal professen	zult/zal professen	zult professen	zal professen	zullen professen	zullen professen	zullen professen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou professen	zou professen	zou(dt) professen	zoudt professen	zou professen	zouden professen	zouden professen	zouden professen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb geprofest	hebt geprofest	hebt/heeft geprofest	hebt geprofest	heeft geprofest	hebben geprofest	hebben geprofest	hebben geprofest
verleden (v.v.t.)	had geprofest	had geprofest	had geprofest	hadt geprofest	had geprofest	hadden geprofest	hadden geprofest	hadden geprofest
toekomend (v.t.t.t.)	zal geprofest hebben	zal/zult geprofest hebben	zult/zal geprofest hebben	zult geprofest hebben	zal geprofest hebben	zullen geprofest hebben	zullen geprofest hebben	zullen geprofest hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou geprofest hebben	zou geprofest hebben	zou/zoudt geprofest hebben	zoudt geprofest hebben	zou geprofest hebben	zouden geprofest hebben	zouden geprofest hebben	zouden geprofest hebben
onpersoonlijke lijdende vorm geprofest worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt geprofest				er is geprofest
verleden	er werd geprofest				er was geprofest
toekomend	er zal geprofest worden				er zal geprofest zijn
voorwaardelijk	er zou geprofest worden				er zou geprofest zijn