• pre·ser·va·tief
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘condoom’ voor het eerst aangetroffen in 1923 [1]
  • afgeleid van preservatie met het achtervoegsel -ief [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord preservatief preservatieven
verkleinwoord preservatiefje preservatiefjes

het preservatiefo [3]

  1. (ook (seksualiteit) (medisch)) voorbehoedmiddel
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen preservatief preservatiever preservatiefst
verbogen preservatieve preservatievere preservatiefste
partitief preservatiefs preservatievers -

preservatief

  1. voorbehoedend