pram
- pram
- In de betekenis van ‘vrouwenborst’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1642 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pram | prammen |
verkleinwoord | prammetje | prammetjes |
de pram v
- (verouderd) elk van de borsten van een zogende vrouw
- (verouderd) de vrouwenborst in het algemeen
- (verouderd) de uier van een zoogdier
- Het woord 'pram' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- pram
- [1]: Verkorting van het Engelse woord perambulator.
- [2]: Afkomstig van het Oudnoorse woord pramr.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
pram | prams |
pram
- (afkorting), (verkorting), (verkeer) kinderwagen (VK)
- (scheepvaart) praam
- [1]: baby buggy
- [1]: baby carriage
- [1]: carriage
- [1]: go-cart
- [1]: perambulator
- [1]: pushchair
- [1]: pusher
- [1]: stroller
- [1]: pram chain
- [1]: pram park
- [1]: doll's pram
- [1]: to push a pram (VK)
een kinderwagen duwen