• breast
  • [1-6]: Afkomstig van het Oudengelse woord "breost" (= brost).
  • [7]: Afkomstig van het Engelse woord breast (= latei).
Naar frequentie 2926
vervoeging
onbepaalde wijs to  breast 
he/she/it  breasts 
verleden tijd  breasted 
voltooid
deelwoord
 breasted 
onvoltooid
deelwoord
 breasting 
gebiedende wijs  breast 

breast

  1. overgankelijk beklimmen
  2. overgankelijk oproeien
  3. overgankelijk worstelen tegen
  • [1]: to breast a hill
een heuvel beklimmen
  • [2]: to breast the current
tegen de stroom oproeien
  • [3]: to breast the waves
tegen de golven strijden
enkelvoud meervoud
breast breasts

breast

  1. (anatomie) borst (bij mensen en dieren)
  2. (anatomie) boezem, vrouwenborst, borst (bij vrouwen)
  3. (voeding) borstvlees (van bepaalde dieren)
  4. (kleding) het deel van een kledingstuk dat de borst omvat
  5. de boezem opgevat als het centrum van emotie
  6. (bouwkunde) latei
  • [2]: breast to breast
borst aan borst
  • [2]: to give the breast
zogen