beklimmen
- be·klim·men
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beklimmen |
beklom |
beklommen |
klasse 3 | volledig |
beklimmen
- overgankelijk naar de top van iets, zoals een berg, klimmen
- De Everest wordt nu door velen beklommen, maar zal niet ophouden ook slachtoffers te eisen.
- Nemo maakte van de gelegenheid gebruik om de trappen van het bordes te beklimmen en ging op de verhoging staan die net door de Groenoor in de steek was gelaten.[1]
- ▸ Mijn moeder vertelde eens bij het kampvuur dat haar eigen moeder in 1930 de top van de Matterhorn in Zwitserland had beklommen met touwen en stijgijzers. Twee weken lang trok ze samen met studiegenoten en een berggids door de Alpen.[2]
1. naar de top van iets, zoals een berg, klimmen
- Het woord beklimmen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beklimmen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Herzen, FrankDe zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 95
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be