beklom
- be·klom
vervoeging van |
---|
beklimmen |
beklom
- enkelvoud verleden tijd van beklimmen
- Ik beklom.
- Jij beklom.
- Hij, zij, het beklom.
- Ik beklom.
- Het woord beklom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
beklimmen |
beklom