polir
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /puˈɫi/(oostelijk) , /poˈɫi/(noordwestelijk) , /poˈɫi/(Valencia)
stamtijd | ||
---|---|---|
tegenw. tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
poleixo | polia | polit |
3e vervoeging | volledig |
polir [1]
- reinigen, schoonmaken
- glanzend poetsen, polijsten
- (figuurlijk) verfijnen
- (figuurlijk) versieren
- (figuurlijk) (spreektaal) ontvreemden, bestelen
- (figuurlijk) (spreektaal) verkopen
- (figuurlijk) (spreektaal) verkwisten, verspillen
- ↑ Weblink bron polir in: Diccionari Català-Valencià-Balear, Institut d'Estudis Catalans op dcvb.iec.cat
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
polir /poliʁ/ |
polissais /polisɛ/ |
poli /poli/ |
tweede groep | volledig |
polir
- ↑ polir (Etymologie) in: Le Trésor de la Langue Française informatisé (1971-1994) op de website cnrtl.fr .
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
polir |
polía |
polido |
volledig |