plattelander
- plat·te·lan·der
- afgeleid van platteland met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plattelander | plattelanders |
verkleinwoord | plattelandertje | plattelandertjes |
de plattelander m
- iemand die buiten de stad woont
- Op zijn zoektocht naar ongerepte natuur ontmoet hij plattelanders en stedelingen, Amerikaanse wielrenners en Oostenrijkse toeristen. De schrijver filosofeert erop los, klaagt over de teloorgang van het platteland en citeert uit Giono, Pessoa, Xenophon en Sloterdijk, ‘die er altijd uitzag alsof hij wakker was geschrokken van zijn eigen gedachten’. [1]
- Hans Peter Benschop van Trendbureau Overijssel herkent zich in die woorden. “Ik denk dat in andere delen van het land met verwondering is gekeken naar de documentaire (Brommers Kiek'n). Dat op 1,5 uur rijden van Amsterdam zo’n andere leefwereld bestaat, zullen mensen gedacht hebben. Aan de andere kant zullen veel plattelanders met een gevoel van herkenning hebben gekeken.” [2]
1. iemand die buiten de stad woont
- Het woord plattelander staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.