een echt buitenmens
  • bui·ten·mens
enkelvoud meervoud
naamwoord buitenmens buitenmensen
verkleinwoord

het buitenmenso

  1. iemand die buiten de stad woont
    • “Ik heb vroeger jarenlang als gids gewerkt en de hele wereld gezien. In 1990 besloot ik terug te keren naar mijn wortels, ik kon een stuk land van mijn vader overnemen op 25 meter afstand van de plek waar ik geboren ben, in Ter Aar. Omdat ik echt een buitenmens ben, ging ik bloemen verbouwen en zette daarnaast een simpele camping op. Die bloemen bleken toch niet helemaal mijn ding, dus na tien jaar verwisselde ik ze voor een wijngaard. Inmiddels produceer ik zo’n 1.500 flessen wijn per jaar en is de simpele camping uitgegroeid tot een degelijke kampeerplek inclusief trekkershutten. [2] 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Liza Titawano 30 augustus 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be