stedeling

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ste·de·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stedeling stedelingen
verkleinwoord stedelingetje stedelingetjes

Zelfstandig naamwoord

stedeling m

  1. bewoner van een stad, stadsbewoner
    • Sinds het begin van de 21ste eeuw is meer dan de helft van de wereldbevolking een stedeling. 
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be