dorpeling
- dor·pe·ling
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dorpeling | dorpelingen |
verkleinwoord | dorpelingetje | dorpelingetjes |
de dorpeling m
- inwoner van een kleine plaats op het platteland
- mannelijke vorm van dorpelinge
1. inwoner van een kleine plaats op het platteland
- Het woord dorpeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dorpeling" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Marcel van Roosmalen“Slakkenknooppunt” (21 juli 2021) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Titia Ketelaar“Ook op het platteland kun je als arme Brit geen woning krijgen” (29 augustus 2016) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be