plaatsnemen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van plaatsnemen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | plaatsnemen | plaats te nemen | ||||||
toekomend | zullen plaatsnemen plaats zullen nemen |
te zullen plaatsnemen plaats te zullen nemen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben plaatsgenomen | te hebben plaatsgenomen | ||||||
toekomend | plaatsgenomen zullen hebben | plaatsgenomen te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
plaatsnemend | plaatsgenomen | ev. neem plaats |
mv. verouderd neemt plaats |
neme plaats (bijzin) plaatsneme | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | neem plaats | neemt plaats | neemt plaats | neemt plaats | neemt plaats | nemen plaats | nemen plaats | nemen plaats | |
verleden (o.v.t.) | nam plaats | nam plaats | nam plaats | naamt plaats | nam plaats | namen plaats | namen plaats | namen plaats | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal plaatsnemen | zult/zal plaatsnemen | zult/zal plaatsnemen | zult plaatsnemen | zal plaatsnemen | zullen plaatsnemen | zullen plaatsnemen | zullen plaatsnemen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou plaatsnemen | zou plaatsnemen | zou(dt) plaatsnemen | zoudt plaatsnemen | zou plaatsnemen | zouden plaatsnemen | zouden plaatsnemen | zouden plaatsnemen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | plaatsneem | plaatsneemt | plaatsneemt | plaatsneemt | plaatsneemt | plaatsnemen | plaatsnemen | plaatsnemen | |
verleden (o.v.t.) | plaatsnam | plaatsnam | plaatsnam | plaatsnaamt | plaatsnam | plaatsnamen | plaatsnamen | plaatsnamen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal plaatsnemen plaats zal nemen |
zult/zal plaatsnemen plaats zult/zal nemen |
zult/zal plaatsnemen plaats zult/zal nemen |
zult plaatsnemen plaats zult nemen |
zal plaatsnemen plaats zal nemen |
zullen plaatsnemen plaats zullen nemen |
zullen plaatsnemen plaats zullen nemen |
zullen plaatsnemen plaats zullen nemen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou plaatsnemen plaats zou nemen |
zou plaatsnemen plaats zou nemen |
zou(dt) plaatsnemen plaats zou(dt) nemen |
zoudt plaatsnemen plaats zoudt nemen |
zou plaatsnemen plaats zou nemen |
zouden plaatsnemen plaats zouden nemen |
zouden plaatsnemen plaats zouden nemen |
zouden plaatsnemen plaats zouden nemen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb plaatsgenomen | hebt plaatsgenomen | hebt/heeft plaatsgenomen | hebt plaatsgenomen | heeft plaatsgenomen | hebben plaatsgenomen | hebben plaatsgenomen | hebben plaatsgenomen | |
verleden (v.v.t.) | had plaatsgenomen | had plaatsgenomen | had plaatsgenomen | hadt plaatsgenomen | had plaatsgenomen | hadden plaatsgenomen | hadden plaatsgenomen | hadden plaatsgenomen | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal plaatsgenomen hebben | zal/zult plaatsgenomen hebben | zult/zal plaatsgenomen hebben | zult plaatsgenomen hebben | zal plaatsgenomen hebben | zullen plaatsgenomen hebben | zullen plaatsgenomen hebben | zullen plaatsgenomen hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou plaatsgenomen hebben | zou plaatsgenomen hebben | zou/zoudt plaatsgenomen hebben | zoudt plaatsgenomen hebben | zou plaatsgenomen hebben | zouden plaatsgenomen hebben | zouden plaatsgenomen hebben | zouden plaatsgenomen hebben |