• piet·jes·bak
enkelvoud meervoud
naamwoord pietjesbak pietjesbakken
verkleinwoord - -

de pietjesbakm

  1. (spel) naam voor verschillende Vlaamse volksspelen
     En het lag op mijn tong, de hele tijd, het scheelde geen haar of ik zei het haar: ‘Zeg, ben je Teddy Maertens vergeten, die nog met Crabbe gevochten heeft gedurende de oorlog? Met wie Crabbe pietjesbak speelde tot een stuk in de morgen?’.[1]
    1. dobbelspel met drie dobbelstenen voor twee tot acht spelers
    2. bordspel met twee helften waarop vakken in de vorm van punten zijn aangegeven, een aantal damschijven en een stel dobbelstenen
    3. behendigheidsspel met een grote langwerpige houten kist met een lade en opstaande planken waarbij men stuivers in ronde gaten moet werpen
  2. met vilt beklede achthoekige bak om dobbelstenen in te werpen
     Toevallig weet ik wat `teerlingen in een pietjesbak’ betekent, maar ik vrees dat de meeste Nederlandse lezers dit niet begrijpen.[2]
     Weldra haalt ze ook de "pietjesbak" te voorschijn. Dit is een zeshoekige, met vilt beklede doos, waarin de teerling wordt geworpen.[3]
  1.   Weblink bron De verwondering in: Nieuw Vlaams tijdschrift., jrg. 15 deel 1 nr. 4 (maart 1961), Uitgeverij Ontwikkeling, Antwerpen, p. 549
  2.   Weblink bron
    H. Brandt Corstius
    “De strijd tegen smeerpapen; Schokkende brieven van Gerard Walschap” (30 oktober 1998) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    F. G. de Ruiter
    “De liggende wip” (4 januari 1983) op nrc.nl