Nederlands

 
2. Een zeshoekige pitjesbak.
Uitspraak
Woordafbreking
  • pit·jes·bak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pitjesbak [2] pitjesbakken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de pitjesbakm

  1. (spel) Vlaams dobbelspel met drie dobbelstenen voor twee tot acht spelers
     Toen ging het dus om een dobbelspel, vergelijkbaar met ‘pitjesbak’, dat in twee ploegen van zes spelers werd gespeeld.[1]
  2. met vilt beklede zes- of achthoekige bak om dobbelstenen in te werpen
     Hij maakt de zaken eenvoudiger en speelt niet met de pitjesbak om te zien wie er moet betalen, zegt hij.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Manu van der Aa
    ‘Een virtuoos van de gezelschapskunst’ : Herman Teirlinck en de Mijolclub in: Vlaanderen., 311 jrg. 55 nr. 3 (juni 2006), Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, Tielt
  2.   Weblink bron
    Gerrit Borgers
    “Paul van Ostaijen. Een documentatie.”, 2e druk (1996), Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, p. 362