pidgin
- pid·gin
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘omgangstaal’ voor het eerst aangetroffen in 1917 [1]
- van Engels pidgin [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pidgin | pidgins |
verkleinwoord | - | - |
het pidgin o
- (taalkunde) een taal die ontstaat wanneer twee bevolkingsgroepen die verschillende talen spreken met elkaar in contact komen, maar die niemands moedertaal is
- Een pidgin kan na verloop van betrekkelijk korte tijd verdwijnen.
1. een taal die ontstaat wanneer twee bevolkingsgroepen die verschillende talen spreken...
- Het woord pidgin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pidgin" herkend door:
21 % | van de Nederlanders; |
16 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "pidgin" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pidgin op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- uit het Chinees Pidginengels, een verbastering van Engels business "zaken" met een Chinese tongval [1]
enkelvoud | meervoud |
---|---|
pidgin | pidgins |
pidgin
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
pidgin | le pidgin | pidgins | les pidgins |
pidgin