peuk
- peuk
- In de betekenis van ‘kort eindje van sigaar of sigaret’ voor het eerst aangetroffen in 1897 [1] [2] [3][4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | peuk | peuken |
verkleinwoord | peukje | peukjes |
- overblijfsel van een opgerookte sigaret of sigaar
- De roker gooide de peuk achteloos weg.
- (informeel) sigaret
- Ik ga even peuken halen.
- ▸ De man ging bij het vuur zitten en stak een peuk op, net als de Marlboro-man uit de oude reclames.[7]
1. overblijfsel van een opgerookte sigaret of sigaar
2. sigaret
- Het woord peuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "peuk" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[8] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "peuk" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ peuk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ peuk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be