periodeduur
- Geluid: periodeduur (hulp, bestand)
- IPA : /pɪri'odɘ/
- pe·ri·o·de·duur
- samenstelling van periode en duur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | periodeduur | periodeduren |
verkleinwoord | periodeduurtje | periodeduurtjes |
de periodeduur v
- (natuurkunde), (elektronica) de lengte van één periode/cyclus uitgedrukt in een tijdseenheid
- Een wisselstroom met een frequentie (symbool: f) van 100Hz heeft een periodeduur (symbool: T) van 0,01s.
- Het woord 'periodeduur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.