pechvogel
- pech·vo·gel
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘iem. die altijd pech heeft’ voor het eerst aangetroffen in 1909 [1]
- samenstelling van pech en vogel
- Het woord is afkomstig van een pop in de vorm van een vogel die in vroeger tijden op school door de meester werd gegooid naar een leerling die zich had misdragen. Deze moest de pechvogel dan terugbrengen naar de meester waarna hij een tik op de hand kreeg met de plak (een houten latje).
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pechvogel | pechvogels |
verkleinwoord | pechvogeltje | pechvogeltjes |
de pechvogel m
- een ongelukkig persoon, iemand met veel pech
- Wat is Donald Duck toch een pechvogel!
- Het woord pechvogel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pechvogel" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "pechvogel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be