ongelukkig
- Geluid: ongelukkig (hulp, bestand)
- IPA: / ˌɔŋɣəˈlʏkəx / (4 lettergrepen)
- on·ge·luk·kig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ongelukkig | ongelukkiger | ongelukkigst |
verbogen | ongelukkige | ongelukkigere | ongelukkigste |
partitief | ongelukkigs | ongelukkigers | - |
ongelukkig
- met een gevoel van bedroefde onvrede
- De buurman was erg ongelukkig nadat zijn zoon was overleden.
- ▸ Alles was nieuw voor dat kleine Pietje en hij zou zich zeker diep ongelukkig gevoeld hebben, als de Sint en zijn Pieten niet zo aardig voor hem waren geweest.[1]
- tegenspoed ondervindend
- Hij was altijd opgewekt, ook al bleef hij ongelukkig bij zijn pogingen snel rijk te worden.
- toevallig en nadelig
- Hij maakte door de gladheid een ongelukkige val.
met een gevoel van bedroefde onvrede
- Het woord ongelukkig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ongelukkig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 11
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be