parti
- par·ti
- Afkomstig van het Franse woord partir
Naar frequentie | 4723 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | parti | partiet | partier | partierne |
genitief | partis | partiets | partiers | partiernes |
parti, o
- partij (deelverzameling, deelgebied)
- (economie) partij (deelverzameling)
- (toneel) partij (rol in de opera of het kijkspel)
- (spel), (sport) partij, matchpartij
- een goede partner
- echtgenoot, echtgenote
- belangengroep
- (politiek) politieke partij
|
|
|
- [6]: gøre et godt parti
een aantrekkelijke partner krijgen
- [7]: tage parti
partij kiezen
partij trekken
partij trekken
- [7]: være på nogens parti
partij kiezen voor iemand
partij trekken voor iemand
partij trekken voor iemand
- parti in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
parti
- (spreektaal) los, begonnen
- «C'est parti pour le show!»
- De show is begonnen!
- «Une omelette pour monsieur, c'est parti!»
- Een omelette voor meneer, komt eraan! [1]
- «C'est parti pour le show!»
- (spreektaal) tipsy, aangeschoten
- «Après deux petits verres de cette piquette, Louise était déjà partie.»
- Na twee glaasjes van dat spul was Louise al tipsy. [1]
- «Après deux petits verres de cette piquette, Louise était déjà partie.»
- par·ti
- Afkomstig van het Franse woord partir
Naar frequentie | 5121 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | parti | partiet | parti partier |
partia partiene |
genitief | partis | partiets | partis partiers |
partias partienes |
parti, o
- partij (deelverzameling, deelgebied)
- «Særlig i partiet rundt øynene minner hun om faren.»
- Vooral in de partij rond de ogen herinneren zij aan haar vader.
- «Særlig i partiet rundt øynene minner hun om faren.»
- (economie) partij (deelverzameling)
- partij (rol in de opera of het kijkspel)
- «Leonores parti ble nydelig sunget.»
- De partij van Leonore werd prachtig gezongen.
- «Leonores parti ble nydelig sunget.»
- partij, matchpartij
- een goede partner
- «Hun er et godt parti.»
- Ze is een goede partij.
- «Hun er et godt parti.»
- belangengroep
- (politiek) politieke partij
- arbeiderparti
- majoritetsparti
- opposisjonsparti
- partigruppe
- partidistrikt
- partikongress
- partileder
- partiledelse
- partimedlem
- [2]: et parti varer
een partij van producten
- [4]: et parti sjakk eller bridge
een partij schaak of bridge
- [6]: være på parti med
in partij zijn met
- par·ti
- Afkomstig van het Franse woord partir
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | parti | partiet | parti | partia |
parti, o
- partij (deelverzameling, deelgebied)
- «Eit parti av boka er ferdig.»
- Een partij van het boek is klaar.
- «Eit parti av boka er ferdig.»
- (economie) partij (deelverzameling)
- partij (rol in de opera of het kijkspel)
- «Musikkstykket har lyriske parti.»
- Het muziekstuk heeft lyrische partijen.
- «Musikkstykket har lyriske parti.»
- partij, matchpartij
- een goede partner
- «Ho er eit godt parti.»
- Ze is een goede partij.
- «Ho er eit godt parti.»
- belangengroep
- (politiek) politieke partij
- [1]: fjellparti
- [5]: gymnastikkparti
- [5]: eksamensparti
- [6]: arbeidarparti
- [6]: fleirtalsparti
- [6]: majoritetsparti
- [6]: opposisjonsparti
- [6]: partigruppe
- [6]: partidistrikt
- [6]: partikongress
- [6]: partileiar
- [6]: partileiing
- [6]: partimedlem
- [1]: Parti frå Eidfjord
Partij bij Eidfjord (tekst onder een schilderij)
- [2]: eit parti billige skjorter
een partij goedkope shirts
- [4]: eit parti sjakk
een partij schaak
- [5]: ta parti for
partij kiezen voor iemand
- [6]: det største partiet på Stortinget
de grootste partij in het (Noorse) Parlement
parti, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van parti
parti