overvloeien/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van overvloeien | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overvloeien | over te vloeien | ||||||
toekomend | zullen overvloeien over zullen vloeien |
te zullen overvloeien over te zullen vloeien | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn overgevloeid | te zijn overgevloeid | ||||||
toekomend | overgevloeid zullen zijn | overgevloeid te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
overvloeiend | overgevloeid | ev. vloei over |
mv. verouderd vloeit over |
vloeie over (bijzin) overvloeie | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | vloei over | vloeit over | vloeit over | vloeit over | vloeit over | vloeien over | vloeien over | vloeien over | |
verleden (o.v.t.) | vloeide over | vloeide over | vloeide over | vloeide over | vloeide over | vloeiden over | vloeiden over | vloeiden over | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal overvloeien | zult/zal overvloeien | zult/zal overvloeien | zult overvloeien | zal overvloeien | zullen overvloeien | zullen overvloeien | zullen overvloeien | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overvloeien | zou overvloeien | zou(dt) overvloeien | zoudt overvloeien | zou overvloeien | zouden overvloeien | zouden overvloeien | zouden overvloeien | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | overvloei | overvloeit | overvloeit | overvloeit | overvloeit | overvloeien | overvloeien | overvloeien | |
verleden (o.v.t.) | overvloeide | overvloeide | overvloeide | overvloeide | overvloeide | overvloeiden | overvloeiden | overvloeiden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal overvloeien over zal vloeien |
zult/zal overvloeien over zult/zal vloeien |
zult/zal overvloeien over zult/zal vloeien |
zult overvloeien over zult vloeien |
zal overvloeien over zal vloeien |
zullen overvloeien over zullen vloeien |
zullen overvloeien over zullen vloeien |
zullen overvloeien over zullen vloeien | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overvloeien over zou vloeien |
zou overvloeien over zou vloeien |
zou(dt) overvloeien over zou(dt) vloeien |
zoudt overvloeien over zoudt vloeien |
zou overvloeien over zou vloeien |
zouden overvloeien over zouden vloeien |
zouden overvloeien over zouden vloeien |
zouden overvloeien over zouden vloeien | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overgevloeid | bent overgevloeid | bent/is overgevloeid | zijt overgevloeid | is overgevloeid | zijn overgevloeid | zijn overgevloeid | zijn overgevloeid | |
verleden (v.v.t.) | was overgevloeid | was overgevloeid | was overgevloeid | waart overgevloeid | was overgevloeid | waren overgevloeid | waren overgevloeid | waren overgevloeid | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal overgevloeid zijn | zal/zult overgevloeid zijn | zult/zal overgevloeid zijn | zult overgevloeid zijn | zal overgevloeid zijn | zullen overgevloeid zijn | zullen overgevloeid zijn | zullen overgevloeid zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overgevloeid zijn | zou overgevloeid zijn | zou/zoudt overgevloeid zijn | zoudt overgevloeid zijn | zou overgevloeid zijn | zouden overgevloeid zijn | zouden overgevloeid zijn | zouden overgevloeid zijn |