overschoen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: overschoen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- over·schoen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van over en schoen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | overschoen | overschoenen |
verkleinwoord | overschoentje | overschoentjes |
Zelfstandig naamwoord
de overschoen m
- (schoeisel) een (vaak rubberen) schoen die ter bescherming tegen nat en vuil over een andere wordt aangetrokken
- ▸ Daarna sloeg ze een grote sjaal om haar hoofd, trok overschoenen en de luipaardbontjas aan en was verdwenen.[1]
- condoom (uit: Mieters! Door Wim Daniels)
Synoniemen
Hyperoniemen
Vertalingen
1.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord overschoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044632767