galoche
- ga·lo·che
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | galoche | galoches |
verkleinwoord | - | - |
- (schoeisel) soort schoen die wordt gedragen over een andere schoen, als bescherming tegen vocht en vuil
- Wat is er eigenlijk tegen de terugkeer van de elastieken overschoen, de galoche, die generaties lang de schoenen gaaf en de voeten droog hield? Mooi is hij niet, maar daar staat tegenover dat hij bij de entree met één handbeweging kan worden verwijderd, drooggeschud en in de jaszak gestopt. [2]
- (schoeisel) soort schoen met een houten zool
- Een galoche is een houten instapschoen met leren riemen. In de achttiende eeuw werden deze net als "patins" en "trippen" door vrouwen als overschoenen gedragen. [3]
-
1. Een paar zwarte galoches van rubber.
-
2. Een witte galoche van wit leer met gaatjes.
- [1] overschoen
- [2] klomp
- Het woord galoche staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "galoche" herkend door:
22 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ galoche op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Illés, V."Natte voeten" in: NRC Handelsblad jrg. 14 nr. 104 (31 januari 1984); p. 13 kol. 8; geraadpleegd 2019-02-20
- ↑ Houten schoenen op website: modemuze.nl; geraadpleegd 2019-02-20
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
galoche v
- (schoeisel) galoche, klomp
- (schoeisel) galoche, overschoen
- (spreektaal) tongzoen
- «Avant de la quitter, je lui ai roulé une galoche.»
- Voor ik bij haar wegging, heb ik haar een tongzoen gegeven. [1]
- «Avant de la quitter, je lui ai roulé une galoche.»