opwrijven/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van opwrijven | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opwrijven | op te wrijven | ||||||||
toekomend | zullen opwrijven op zullen wrijven |
te zullen opwrijven op te zullen wrijven | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben opgewreven | te hebben opgewreven | ||||||||
toekomend | opgewreven zullen hebben | opgewreven te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
opwrijvend | opgewreven | ev. wrijf op |
mv. verouderd wrijft op |
wrijve op (bijzin) opwrijve | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | wrijf op | wrijft op | wrijft op | wrijft op | wrijft op | wrijven op | wrijven op | wrijven op | |||
verleden (o.v.t.) | wreef op | wreef op | wreef op | wreeft op | wreef op | wreven op | wreven op | wreven op | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opwrijven | zult/zal opwrijven | zult/zal opwrijven | zult opwrijven | zal opwrijven | zullen opwrijven | zullen opwrijven | zullen opwrijven | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opwrijven | zou opwrijven | zou(dt) opwrijven | zoudt opwrijven | zou opwrijven | zouden opwrijven | zouden opwrijven | zouden opwrijven | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | opwrijf | opwrijft | opwrijft | opwrijft | opwrijft | opwrijven | opwrijven | opwrijven | |||
verleden (o.v.t.) | opwreef | opwreef | opwreef | opwreeft | opwreef | opwreven | opwreven | opwreven | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opwrijven op zal wrijven |
zult/zal opwrijven op zult/zal wrijven |
zult/zal opwrijven op zult/zal wrijven |
zult opwrijven op zult wrijven |
zal opwrijven op zal wrijven |
zullen opwrijven op zullen wrijven |
zullen opwrijven op zullen wrijven |
zullen opwrijven op zullen wrijven | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opwrijven op zou wrijven |
zou opwrijven op zou wrijven |
zou(dt) opwrijven op zou(dt) wrijven |
zoudt opwrijven op zoudt wrijven |
zou opwrijven op zou wrijven |
zouden opwrijven op zouden wrijven |
zouden opwrijven op zouden wrijven |
zouden opwrijven op zouden wrijven | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb opgewreven | hebt opgewreven | hebt/heeft opgewreven | hebt opgewreven | heeft opgewreven | hebben opgewreven | hebben opgewreven | hebben opgewreven | |||
verleden (v.v.t.) | had opgewreven | had opgewreven | had opgewreven | hadt opgewreven | had opgewreven | hadden opgewreven | hadden opgewreven | hadden opgewreven | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgewreven hebben | zal/zult opgewreven hebben | zult/zal opgewreven hebben | zult opgewreven hebben | zal opgewreven hebben | zullen opgewreven hebben | zullen opgewreven hebben | zullen opgewreven hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgewreven hebben | zou opgewreven hebben | zou/zoudt opgewreven hebben | zoudt opgewreven hebben | zou opgewreven hebben | zouden opgewreven hebben | zouden opgewreven hebben | zouden opgewreven hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm opgewreven worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt opgewreven | er is opgewreven | |||||||||
verleden | er werd opgewreven | er was opgewreven | |||||||||
toekomend | er zal opgewreven worden | er zal opgewreven zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou opgewreven worden | er zou opgewreven zijn | |||||||||
lijdende vorm opgewreven worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opgewreven worden | opgewreven te worden | ||||||||
toekomend | opgewreven zullen worden | opgewreven te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | opgewreven zijn | opgewreven te zijn | ||||||||
toekomend | opgewreven zullen zijn | opgewreven te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word opgewreven | wordt opgewreven | wordt opgewreven | wordt opgewreven | wordt opgewreven | worden opgewreven | worden opgewreven | worden opgewreven | |||
verleden (o.v.t.) | werd opgewreven | werd opgewreven | werd opgewreven | werdt opgewreven | werd opgewreven | werden opgewreven | werden opgewreven | werden opgewreven | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opgewreven worden | zult opgewreven worden | zult opgewreven worden | zult opgewreven worden | zal opgewreven worden | zullen opgewreven worden | zullen opgewreven worden | zullen opgewreven worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opgewreven worden | zou opgewreven worden | zou/zoudt opgewreven worden | zoudt opgewreven worden | zou opgewreven worden | zouden opgewreven worden | zouden opgewreven worden | zouden opgewreven worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben opgewreven | bent opgewreven | bent/is opgewreven | zijt opgewreven | is opgewreven | zijn opgewreven | zijn opgewreven | zijn opgewreven | |||
verleden (v.v.t.) | was opgewreven | was opgewreven | was opgewreven | waart opgewreven | was opgewreven | waren opgewreven | waren opgewreven | waren opgewreven | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgewreven zijn | zult opgewreven zijn | zult opgewreven zijn | zult opgewreven zijn | zal opgewreven zijn | zullen opgewreven zijn | zullen opgewreven zijn | zullen opgewreven zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgewreven zijn | zou opgewreven zijn | zou/zoudt opgewreven zijn | zoudt opgewreven zijn | zou opgewreven zijn | zouden opgewreven zijn | zouden opgewreven zijn | zouden opgewreven zijn |