• op·ra·ken

opraken [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opraken
raakte op
opgeraakt
zwak -t volledig
  1. door gebruik uitgeput raken van voorraden
    • ,,Het is schadelijk voor de Nederlandse economie als 06-nummers opraken," zegt Johan Ketelaar, directeur Telecom, Vervoer en Post bij de ACM. ,,We moeten met elkaar voorkomen dat ingrijpende maatregelen noodzakelijk zijn, zoals het omnummeren van 10-cijferige naar 11-cijferige 06-nummers. Telecomaanbieders moeten hun verantwoordelijkheid nemen." [2] 
    • Financieel risico loopt Berkelland niet. Starters die er gebruik van maken, doen dat namelijk via de Nationale Hypotheek Garantie. Dat was in de in 2013 begonnen constructie ook al zo. Wel zal het geld iets sneller opraken, omdat de gemeente nu ook het deel dat de rijksoverheid bijdroeg, zal bijpassen. Maar ook daarvoor geldt weer: tegen een iets hogere rente dan de gemeente nu krijgt voor geld dat bij het ministerie van Financiën wordt geparkeerd. [3] 
    • De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) vreest dat de komende tijd zoveel vaccins tegen gele koorts nodig zijn, dat de wereldwijde voorraad kan opraken. [4] 
97 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[5]