dojít
- IPA: /dɔjiːt/
- do·jít
dojít perfectief
- (lopens) aankomen; een bestemming bereiken
- opraken; door gebruik uitgeput raken van voorraden
- gebeuren, plaatsvinden, plaatshebben
- zich realiseren; bewust worden van een bepaald feit
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
eerste persoon | dojdu | dojdeme | |
tweede persoon | informeel | dojdeš | dojdete |
formeel | dojdete | ||
derde persoon | dojde | dojdou |
- Oude schrijfwijze: dojíti perfectief