opgaan
- op·gaan
- samenstelling van op bw en gaan ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opgaan |
ging op |
opgegaan |
klasse 7 | volledig |
opgaan
- ergatief oprijzen, omhooggaan
- De zon gaat morgen om zes uur op.
- ergatief een succes zijn, juist blijken
- Nee, die redenering gaat niet op.
- deel worden van een groter geheel en daarin niet meer als afzonderlijk element te onderscheiden zijn
- ▸ Opgaan in de groep[1]
- [1] in vlammen opgaan
in vlammen opgaan
|
1. oprijzen, omhooggaan
- Het woord opgaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opgaan" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be