• op·por·tu·nis·me
enkelvoud meervoud
naamwoord opportunisme
verkleinwoord

het opportunismeo

  1. (pejoratief) zich laten leiden door de omstandigheden en eigenbelang en niet door beginselen
    • M’jid El Guerrab stapte over van de Parti Socialiste naar de partij van president Macron. Opportunisme, vond een oud-collega. El Guerrab sloeg hem in elkaar met een motorhelm. [2] 
    • Volgens Assange is het belangrijk dat werknemers het recht hebben niet ontslagen te worden als ze ,,beleefd de 'verkeerde' mening verkondigen". Critici verwijten Assange opportunisme. Bij zijn baanaanbod linkt de veelbesproken Wikileaks-oprichter ook direct naar zijn boek 'When Google Met WikiLeaks'. Daarin bekritiseert hij de veronderstelde banden van Google met de Amerikaanse overheid. [3] 
96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard DINSDAG 5 SEPTEMBER 2017
  3. Tubantia Gyurka Jansen 08-08-2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be