opmalen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van opmalen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opmalen | op te malen | ||||||||
toekomend | zullen opmalen op zullen malen |
te zullen opmalen op te zullen malen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben opgemalen | te hebben opgemalen | ||||||||
toekomend | opgemalen zullen hebben | opgemalen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
opmalend | opgemalen | ev. maal op |
mv. verouderd maalt op |
male op (bijzin) opmale | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | maal op | maalt op | maalt op | maalt op | maalt op | malen op | malen op | malen op | |||
verleden (o.v.t.) | maalde op | maalde op | maalde op | maalde op | maalde op | maalden op | maalden op | maalden op | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opmalen | zult/zal opmalen | zult/zal opmalen | zult opmalen | zal opmalen | zullen opmalen | zullen opmalen | zullen opmalen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opmalen | zou opmalen | zou(dt) opmalen | zoudt opmalen | zou opmalen | zouden opmalen | zouden opmalen | zouden opmalen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | opmaal | opmaalt | opmaalt | opmaalt | opmaalt | opmalen | opmalen | opmalen | |||
verleden (o.v.t.) | opmaalde | opmaalde | opmaalde | opmaalde | opmaalde | opmaalden | opmaalden | opmaalden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opmalen op zal malen |
zult/zal opmalen op zult/zal malen |
zult/zal opmalen op zult/zal malen |
zult opmalen op zult malen |
zal opmalen op zal malen |
zullen opmalen op zullen malen |
zullen opmalen op zullen malen |
zullen opmalen op zullen malen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opmalen op zou malen |
zou opmalen op zou malen |
zou(dt) opmalen op zou(dt) malen |
zoudt opmalen op zoudt malen |
zou opmalen op zou malen |
zouden opmalen op zouden malen |
zouden opmalen op zouden malen |
zouden opmalen op zouden malen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb opgemalen | hebt opgemalen | hebt/heeft opgemalen | hebt opgemalen | heeft opgemalen | hebben opgemalen | hebben opgemalen | hebben opgemalen | |||
verleden (v.v.t.) | had opgemalen | had opgemalen | had opgemalen | hadt opgemalen | had opgemalen | hadden opgemalen | hadden opgemalen | hadden opgemalen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgemalen hebben | zal/zult opgemalen hebben | zult/zal opgemalen hebben | zult opgemalen hebben | zal opgemalen hebben | zullen opgemalen hebben | zullen opgemalen hebben | zullen opgemalen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgemalen hebben | zou opgemalen hebben | zou/zoudt opgemalen hebben | zoudt opgemalen hebben | zou opgemalen hebben | zouden opgemalen hebben | zouden opgemalen hebben | zouden opgemalen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm opgemalen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt opgemalen | er is opgemalen | |||||||||
verleden | er werd opgemalen | er was opgemalen | |||||||||
toekomend | er zal opgemalen worden | er zal opgemalen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou opgemalen worden | er zou opgemalen zijn | |||||||||
lijdende vorm opgemalen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opgemalen worden | opgemalen te worden | ||||||||
toekomend | opgemalen zullen worden | opgemalen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | opgemalen zijn | opgemalen te zijn | ||||||||
toekomend | opgemalen zullen zijn | opgemalen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word opgemalen | wordt opgemalen | wordt opgemalen | wordt opgemalen | wordt opgemalen | worden opgemalen | worden opgemalen | worden opgemalen | |||
verleden (o.v.t.) | werd opgemalen | werd opgemalen | werd opgemalen | werdt opgemalen | werd opgemalen | werden opgemalen | werden opgemalen | werden opgemalen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opgemalen worden | zult opgemalen worden | zult opgemalen worden | zult opgemalen worden | zal opgemalen worden | zullen opgemalen worden | zullen opgemalen worden | zullen opgemalen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opgemalen worden | zou opgemalen worden | zou/zoudt opgemalen worden | zoudt opgemalen worden | zou opgemalen worden | zouden opgemalen worden | zouden opgemalen worden | zouden opgemalen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben opgemalen | bent opgemalen | bent/is opgemalen | zijt opgemalen | is opgemalen | zijn opgemalen | zijn opgemalen | zijn opgemalen | |||
verleden (v.v.t.) | was opgemalen | was opgemalen | was opgemalen | waart opgemalen | was opgemalen | waren opgemalen | waren opgemalen | waren opgemalen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgemalen zijn | zult opgemalen zijn | zult opgemalen zijn | zult opgemalen zijn | zal opgemalen zijn | zullen opgemalen zijn | zullen opgemalen zijn | zullen opgemalen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgemalen zijn | zou opgemalen zijn | zou/zoudt opgemalen zijn | zoudt opgemalen zijn | zou opgemalen zijn | zouden opgemalen zijn | zouden opgemalen zijn | zouden opgemalen zijn |